Stotteren is te verhelpen. Hoe snel het te verhelpen is hangt af van het onderzoek dat de logopedist/stottertherapeut doet naar het stotteren. Hoe heeft het stotteren zich ontwikkeld en in welke fase is het stotteren? Zijn er problemen op het gebied van de spraakmotoriek, zijn er emotionele factoren, omgevingsfactoren of combinaties daarvan?
Bij het opstellen van het behandelprogramma zal er rekening mee worden gehouden in welke fase het stotteren zich ontwikkeld heeft. Bij kinderen worden de ouders/verzorgers en vaak ook het gezin altijd bij de behandeling betrokken. Soms bestaat de begeleiding uit indirecte therapie, waarbij de omgeving van het kind adviezen krijgt en begeleid wordt in de communicatie met het kind. Het kind kan ook zelf direct behandeld worden, maar niet zonder medewerking van zijn omgeving.
Bij jongeren of volwassenen bij wie het stotteren zich al verder ontwikkeld heeft, doet de logopedist/stottertherapeut eerst uitgebreid onderzoek. Hierbij wordt het stotteren in kaart gebracht: Het hoorbare en zichtbare stottergedrag, uitlokkende en/of in stand houdende factoren. Ook wordt er gekeken naar de manier, waarop de persoon omgaat met het onvloeiende spreken en hoe de directe omgeving reageert op het stotteren. Naar aanleiding van het onderzoek zal de logopedist/stottertherapeut in samenspraak met de cliënt een plan van aanpak opstellen. Het gaat er dan om, de vaardigheden te veranderen of te verbeteren, zodat het spreken vloeiender verloopt. Dit kan door bijvoorbeeld de spraakmotoriek te oefenen, maar ook door specifieke spreektechnieken te oefenen of aanpak van de beleving van het stotteren.
Nederlandse Vereniging voor Stottertherapie. Inlichtingen bij het Stotter Informatie Centrum, Telefoon: 030 233 3336.