Over de oorzaak van stotteren zijn in de loop der tijd verschillende theorieën beschreven. Er is niet één specifieke oorzaak te noemen. Vroeger dacht men dat stotteren vooral aangeleerd gedrag was. Tegenwoordig wordt stotteren gezien als een aanleg tot ontregeling van de spraakmotorische processen. Dit zijn ademhaling, stemgeving en articulatie. Emoties en gedachten rond het spreken, alsook omgevingsfactoren zijn hierop van invloed.
Spreken is een ingewikkeld proces van timing en coördinatie van ademhaling en veel spieren en spiertjes, gestuurd door de hersenen. Gebrek aan taalvaardigheden en concentratie kunnen eveneens een rol spelen bij het aanleerproces van (afwijkend) spreekgedrag. Er is altijd een aanlegfactor (talent!), die niet erfelijk hoeft te zijn. Er is meer kans op de ontwikkeling van stotteren als stotteren in de familie voorkomt.
Stotteren is een spraakstoornis, waarbij het vloeiende verloop van de spraakbeweging gestoord is. Er zijn kortere of langere onderbrekingen van de woordenvloed, langzame of snelle herhalingen van woorden, lettergrepen of klanken, ook blokkades, onderbroken door geluiden, die niet bij het uit te spreken woord horen en totaal verstommen. Soms worden ze er met veel spanning uitgeperst. We zien hoe de betreffende persoon zich inspant; we merken, hoe gespannen en hoe angstig die soms is. Gezichtsvervormingen, grimassen en meebewegingen van armen en benen zijn vaak voorkomende verschijnselen bij het stotteren.
De verschijnselen van stotteren treden in de aanvang episodisch op. Soms vertoont een kind aarzelingen en haperingen in het spreken, dan weer spreekt het een periode lang vloeiend. Men heeft wel beweerd, dat een periode van niet-vloeiend spreken een normale fase is in de spraakontwikkeling. Dat is tot op zekere hoogte juist. Er zijn inderdaad kinderen, die een half jaar lang onregelmatig, aarzelend en herhalend spreken, maar daarom is dat nog niet altijd normaal.
Wanneer bijvoorbeeld de sensomotoriek enigszins achterblijft en tot een verminderde spreekvaardigheid leidt, loopt het kind risico, indien er door de omgeving teveel druk wordt uitgeoefend. Niet-vloeiende momenten zijn dan het eerste teken dat het kind die druk niet goed verdraagt. Hetzelfde is het geval bij kinderen met een matige of slechte taal-aanleg. (dysfatisch broddelen). Het spreken vertoont pauzes, die met ‘eh’ of ‘en – en’ worden opgevuld. Niet iedere onvloeiendheid is stotteren. En het is vooral de frequentie van pauzes, die de diagnose stotteren bepaalt.
Stotteren begint meestal bij kinderen tussen de twee en zeven jaar, maar het kan zich ook op latere leeftijd ontwikkelen, bijvoorbeeld tijdens de puberteit. Bij een grote groep kinderen gaat stotteren vanzelf over, maar bij sommige kinderen is behandeling door een logopedist of stottertherapeut nodig. Het is dan belangrijk om snel met therapie te beginnen. Dit verhoogt de kans op herstel.
Met de Screenings Lijst voor Stotteren (SLS) kan worden onderzocht of verwijzing naar een logopedist geïndiceerd is. Voor meer informatie over stotteren en voor het online invullen van deze screeningslijst zie: www.stotteren.nl
Dr. W. Perkins heeft dit thema behandeld in “Stotteren voorkomen”. Hij stelt o.m. dat geboren stotteraars niet bestaan. Zelfs als een kind door erfelijke factoren aanleg heeft voor stotteren, is het nog niet onvermijdelijk. Het kan voorkomen worden.
Dr. P.H. Damsté, Utrecht zegt ook dat niemand als stotteraar geboren wordt. Wel verschillen pasgeborenen wat betreft de kans dat ze gaan stotteren. In bepaalde families bestaat een verhoogd risico van stotteren. Kinderen met een stotterende vader of moeder lopen een grotere kans om te gaan stotteren. Dat wil nog niet zeggen, dat als een kind begint te stotteren, het ook zeker blijft stotteren. Vaak verdwijnt stotteren ook weer, door de juiste maatregelen van de ouders, door therapie of gewoon zomaar? .... moeder natuur werkt mee. (bron t.t.t.t.tijd voor stotterpreventie VSN).
Als de aanleg aanwezig is zal het jonge kind, waarschijnlijk een half jaar of langer, tussen zijn 3e en 6e, praten met aarzelingen, herhalingen en onderbrekingen.
Voor zover bekend is tweetaligheid geen oorzaak van stotteren. Echter, wanneer een tweetalig kind gaat stotteren of wanneer stotteren in de familie voorkomt, is het raadzaam na te gaan waar communicatieve druk ligt, die verminderd kan worden en welke rol de tweetaligheid daarin speelt. Bijvoorbeeld enige regelmaat w.b. de verschillende talen spreken.
De ene taal wordt op die momenten gesproken en de andere taal op de andere momenten. Het is voor een jong kind heel beangstigend als het ineens in een omgeving is, waar het niet begrijpt wat men zegt en waar men het kind ook niet begrijpt.
Tweetaligheid kan een complicerende factor worden als het kind wat verminderde verstandelijke vermogens heeft, als het niet goed hoort, als er ontwikkelingsproblemen of handicaps zijn en als de omgeving niet veilig en stimulerend voor de ontwikkeling is.